Het weergeven van schaduw in de schilderkunst vormt een bijzonder probleem. De schilder dient zich namelijk af te vragen welke kleur de schaduw is. Voor de eigen schaduw geldt dat meestal een goed resultaat ontstaat als het beschaduwde deel wordt weergegeven door de complementaire kleur van het onbeschaduwde deel bij te mengen. Een mooie schaduwkant op een rood object, kan dus geschilderd worden door bij de rode verf wat groen te mengen. Het toevoegen van zwart bij de rode kleur zal niet tot een bevredigend resultaat leiden. Dit principe is veel toegepast in het impressionisme. Voor die tijd werd schaduw vaak weergegeven door vooral bruine kleuren. De schaduw krijgt hierdoor soms een doods uiterlijk. Er bestaat zelfs verf die speciaal bedoeld zou zijn voor schaduwen, bruine omber en groene omber (bron: Wikipedia).
Bij het schilderen van de eigen schaduw is het van belang rekening te houden met genoemde factoren. Ik lees op www dat er geadviseerd wordt om de eigen schaduw te schilderen met gebruik een van een complementaire kleur. Daarmee kun je de intensiteit van de kleur verminderen.
Ik heb gemerkt dat je genuanceerder te werk moet gaan. De directe omgeving nabij het belichte object heeft invloed op de diepte en de kleur van de eigen schaduw. Als voorbeeld denk ik aan:
- De schaduwzijde van een biljardbal op een groen laken.
- Het witte spectrum wordt door de herfstbladeren gefilterd en we houden warm roodachtig licht over. De schaduwzijde onder de bladeren en de geprojecteerde schaduwen op de bladeren zijn overwegend rood.
- Een sneeuwlandschap. Het is overduidelijk dat de schaduw hier een voornamelijk koelblauwe tint toont. We zien er de helblauwe winterlucht in terug.