ERVARINGEN MET DRAGERS, MEDIUMS EN VERVEN
De Theorie
Gedurende enkele jaren heb ik ervaring opgedaan met het schilderen op verschillende typen dragers en met gebruik van allerlei soorten verf en mediums. Het was een leerzaam proces, “leren door vallen en opstaan”. Graag deel ik mijn ervaringen met jullie.
Ooit kocht ik het “Gaade’s teken en schilderboek”. Daarin staan de recepten beschreven voor het maken van lijmgrond, krijtgrond, sluitlaag en imprimatura. Daarin staat ook beschreven hoe je een marouflage (doek) op paneel kunt aanbrengen en hoe je dit oppervlak met krijtgrond kan bewerken tot een prachtige gladde schildersgrond. En ik vond er methoden om zelf je eigen specifieke schildermediums te maken. Recepten van de Oude Meesters … wow! Dan moest het wel goed zijn. En ik … ik ga natuurlijk voor het ultimatum.
Mijn kasten staan er intussen vol mee: katoenen- en linnen doek, vis- en konijnenlijm, dubbelgewassen gipskrijt, lijnolie, standolie, gomterpentijn, Venetiaans terpentijn, dammar hars en – vernis, siccatief, alkyd additief, alkyd mediums, pigmenten, speciaal gereedschap en noem het maar op. Klussen vind ik leuk dus dat was geen probleem. Mijn atelier stond volledig volgestapeld met de fraaiste panelen, al dan niet bespannen met doek. Super glad. Het is veel werk …. maar dan heb je ook wat! En, het kan nog beter. In het Kunstschilderboek van Kraaipoel en Herenius lees ik dat het schilderen op metaal “de tand des tijds” kan doorstaan. Dat is pas superglad! In het voetspoor van de Oude Meesters …..hiermee moest het lukken. Toch ….. ?
De Praktijk
Maar al snel merkte ik dat het helemaal niet zo makkelijk ging als ik dacht. Ik kreeg bijvoorbeeld problemen met het inschieten van de verf. De olie wordt dan uit de verf getrokken en verdwijnt in de ondergrond. Ik had geleerd dat je de eerste laag olieverf dun en mager moet opbrengen. Maar het werd al na enkele uren plakkerig waarbij nat-in-nat werken niet meer lukte. Dan kon ik het geheel weer eens een weekje wegzetten om te drogen. Pas dan mocht er een nieuw laagje verf overheen.
Aanvankelijk meende ik dat dit soort problemen veroorzaakt werden door gebruik van mijn oude olieverf (sommige tubes al meer dan 40-jaar oud). Dus ik probeerde van lieverlee eens wat nieuwe verf, van verschillende merken. Ook wisselde ik van verftype. De conventionele olieverf werd vervangen door alkydverf.
En met de mediums experimenteerde ik eindeloos. Ik probeerde mediums uit de winkel of mengde ze zelf. Ook probeerde ik diverse typen alkyd medium (Liquin’s). Ik moet zeggen, de werken werden er langzamerhand wel beter op. Een zelf gemaakt mengsel van gomterpentijn, standolie, Venetiaans terpentijn en dammarvernis beviel zelfs heel erg goed. Maar er was ook een keerzijde …. de dampen die vrijkomen van deze mediums, wow … niet te harden. Ik begon meer en meer te kuchen. De oliën … dat gaat nog wel maar de oplosmiddelen, dat is “tricky spul”. Vooral het gomterpentijn, afkomstig van de hars van een specifiek type conifeer, blijkt echt “in je strot te haken”. Thans ben ik overgegaan op zest-it oil paint dilutant, een oplosmiddel gebaseerd op de schillen van citrusvruchten. Ik meng er de oliën en dammarvernis in, net zoals bij gomterpentijn. Het bleek “het ei van columbus”.
Technieken:
De toegepaste technieken waren divers. Zo heb ik gebruik gemaakt van het paletmes waarbij de textuur van de verf goed zichtbaar/voelbaar is, de laag over laag techniek, de nat-in-nat techniek met zichtbare toetsten, de dry-brush techniek en glacerende technieken.
Eye-opener
Achteraf beredeneerd lijkt het allemaal zo logisch. Hoe dan ook, het kostte mij veel tijd en moeite om te ervaren dat er een goed en fraai resultaat bereikt wordt door een juiste drager te kiezen bij een bepaalde schildertechniek.
Een mooi voorbeeld:
In de serie “impressionistische werken” koos ik voor sandwich aluminiumkunststof paneeltjes (ook wel bekend als dibond of alucopal). Het leek me zo praktisch, strak en dun materiaal (5 mm) dat het juiste gewicht heeft om bij het “plein air schilderen” (buiten) mooi stabiel op de ezel te blijven staan, ook bij winderig weer. Er zouden makkelijk 4 natte panelen in mijn speciale panelenbox meegenomen kunnen worden. Ik koos voor alkydverf (w&N Griffin) omdat het snel droogt en omdat de fabriek mij verzekerde dat het tot 40 graden Celsius gerust bewaard en verwerkt mocht worden. Ik selecteerde dekkende kleuren. De onderschildering maakte ik met gebruik van acrylverf, dat droogt binnen een etmaal. Op die manier zou ik “in een dag-of-twee” een impressionistisch schilderij kunnen maken. Nou … mooi niet dus! Dat pakte anders uit. Wat zo makkelijk leek mondde uit in een gevecht met verf, medium en schildertechniek. Zo’n dibond sandwich paneeltje, voorbewerkt met hechtprimer, is namelijk superglad. Zelfs de acrylverf, die ik gebruikte voor de onderschildering, toonde nog hartstikke transparant. De alkydverf liet zich moeizaam opbrengen. Het was nodig om de verf op het palet eerst te mengen tot een dun pasteuze massa. Nat-in-nat mengen op deze ondergrond … forget it! En de laagjes opgebrachte verf werden dun, ook de dekkende verven toonden transparant. Tja, en dan ga je ineens merken dat het hele idee van impressionistisch schilderen niet lukt. De spontaniteit gaat verloren. Het vooraf mengen op het palet en het soms moeten overschilderen van onderwerpen staat creativiteit en spontaniteit in de weg. Pas na het schilderen van drie panelen ben ik geswitched naar een drager van standaard doek op spieraam. En dan ineens ervaar je dat je verf in één keer dekt, je gewoon met je penseel in één keer verschillende tinten verf kunt aantippen en daarmee een mooie interessante toets op het doek kunt opbrengen.
Vallen en Opstaan
Door al dat experimenteren ben ik mij veel bewuster geworden van de mogelijkheden en beperkingen van bepaalde methoden en gebruikte materialen. In de toekomst zal ik afwegingen maken en daarbij nadenken over het gewenste eindresultaat van het schilderwerk. Neem nu het schilderen van een naakt als voorbeeld. Natuurlijk kun je huid schilderen met een dekkende verf op een doek-op-spieraam. Maar ik heb ook ervaren dat het werken met meerdere dunne transparante lagen heel mooi kan zijn. De in de onderlagen geschilderde rode, blauwe en groene tinten/tonen schemeren prachtig door de bovenlaag heen. Het is net of je bloed en aderen door de semi-transparante huid ziet terwijl je anderzijds het huidoppervlak zichtbaar maakt. Bij deze techniek is juist een gladder paneel weer wenselijk. Het zelfde geldt voor het schilderen van wolken. Je kunt met transparante dunne lagen mooie toon- en tintovergangen creëren. Het enigszins transparante zinkwit is daarbij favoriet. Maar houdt in de gaten … alles mag, en niets moet. Ook met het dekkende titaanoxidewit en dik opgebrachte verf op bijvoorbeeld doek kun je zondermeer fantastische wolken schilderen. Het is allemaal weer een kwestie van oefenen, uitproberen, vallen en opstaan.
Ik kom nog even terug op wat ik voorin dit artikeltje schreef, over het inschieten van verf en het snel plakkerig worden ervan. Tja, ook dat is weer zo logisch. Als je verf in wat dikkere lagen opbrengt, bijvoorbeeld op een canvas doek, dan breng je samen met de verf meer aan medium, zoals oliën en oplosmiddelen op en duurt het drogen langer. Je kunt er dan rustig een volgende dag nat-in-nat in verder schilderen. Werk je daarentegen op een glad paneel … dan is de hoeveelheid verf gering en het oppervlak groot. Het oplosmiddel vervliegt super snel en de weinige olie kan makkelijk in de ondergrond opgenomen worden.
Al met al is het voor mij nu eenvoudiger om vooraf weloverwogen een keuze te maken uit de te gebruiken drager en materialen. Ik bedenk daarbij welke schildertechniek ik wil gebruiken voor een bepaalde voorstelling en weeg af welke ondergrond daarbij past.
Ik hoop dat jullie iets hebben aan mijn getob en de ervaringen die ik daarbij opdeed.
Een kleurrijke schildersgroet van Piet